Haagse klok, Johannes van Ceulen

Uurwerk
Tussen de twee messing platines, welke met elkaar verbonden zijn door vijf pilaren, bevindt zich het 14-daags uurwerk op veertrommel, welke wordt aangedreven door een spillegang. De ophanging van de slinger is geplaatst op de achterplatine in een touwtjesophanging tussen cycloïde-boogjes. Het slagwerk met sluitschijf, welke de hele en de halve uren slaat op één bel, wordt aangedreven door een tweede veertrommel. Op de achterplatine is de klok gesigneerd Johannes van Ceulen fecit Hague.

Wijzerplaat
De sobere messing frontplaat welke bekleed is met zwart fluweel, toont de verguld messing cijferring welke voorzien is van Romeinse uuraanduiding en Arabische minuutaanduiding. De uur- en minutenwijzer zijn ajour gezaagd. Onder de VI bevindt zich een schildje waarop de signatuur geplaatst is: Joh Van Ceulen Fecit Hague.

Kast
De kast is gefineerd met ebbenhout, wordt gedragen door vier bolpootjes en heeft aan de voorzijde een beglaasd deurtje. Het venster is voorzien van een geprofileerde ebbenhouten rand en wordt geflankeerd door twee getordeerde zuiltjes. Als de deur geopend is kan men met een metalen schuifje, bevestigd aan de grondplaat, ter hoogte van de III het front met het daaraan gemonteerde uurwerk naar voren draaien. De beide zijkanten zijn voorzien van een rechthoekig venster met een geprofileerde omlijsting. Het toogvormig onderbroken fronton wordt versierd door een geprofileerde rand. Aan de achterzijde van de klok zijn twee ophangogen aangebracht waarmee de klok aan de muur bevestigd kan worden. Aan de binnenzijde is de rug van de kast versierd met een zespuntige ster in parqueterie, hetgeen een gebruikelijk ornament is bij Haagse klokken.

Johannes van Ceulen werd in 1676 burger van Den Haag en was in 1688 één van de medeoprichters van het Haagse klokkenmakersgilde. Omdat zijn zoon Johannes ook klokkenmaker werd, wordt hij ook wel De Oude genoemd. Hij runde een groot atelier met een aanzienlijke productie en had ook succes in het buitenland. Toen hij overleed in 1715 had hij een aanzienlijk vermogen opgebouwd.

Literatuur:
Enrico Morpurgo, Nederlandse klokkenmakers en horlogemakers vanaf 1300, 1970, p. 25-26
Reinier Plomp, Spring-driven Dutch pendulum clocks 1657-1710, 1979, p. 88-108